Bij het zien van witte meisjessokjes op groen mals gras stijgt mijn eikel tot aan mijn navel. De ranke licht wiegende stelen van korenbloemen zijn haar benen onder een poffende knalrode onderbroek.
Nadat ze haar minirok van spijkerstof had laten zakken schopte ze die elegant weg tussen het hoge onkruid. Het stevige katoen van haar slip bolde op door de strakke elastieken pijpjes rond haar dunne dijen. Zo veel rode stof om dat tere kontje. Haar stralende gebit in de lach die ze zelden toonde, was als dat van de doodskop in de vitrinekast van ons biologielokaal. Hete angst dat ze hem eraf zou bijten toen ze mijn maagdelijke trots in haar mond nam, deed mijn verlegen gereedschap die eerste keer even verslappen.
Maar sinds de eerste picknick van mijn leven verlies ik mijn geilheid als ik niet toch ook even tanden voel die mijn lul prettig doen schrikken. Liever niet van dat slappe gesabbel. Dankzij haar mag elke damesmond haar tanden laten voelen.
Ik denk aan haar bij het zien van klaprozen tussen zevenblad. Mijn lid wordt hard als ik geheel onverwacht in de verte koeien hoor loeien. Idem dito bij gekwetter van ongevederde nestjongen die met hun tere pootjes de eierschaal van hun eerste thuis kapottrappen. Een koele wind bij een helblauwe hemel doet me steigeren. De geur van pasbemeste velden doet me verlangen naar haar, jouw moeder, met wie ik wil zijn als die eerste keer voor de laatste keer.
Haar naam was Etna, zoals de vulkaan. Zij was in Amsterdam geboren, haar ouders in Italië. Haar vader had een ijsfabriekje. In de winter verkocht hij met paprika en salami belegde broodjes op de markt. Maar dat wist ik toen nog niet. Jouw moeder was acht jaar ouder dan ik en nooit van mij. Ze was de eerste zonnige dag na weken van regen en de verlossende oase in droge tijden.
Dankzij jouw moeder maakte ik telkens weer van elke keer een eerste keer.